DE WEBSTEK ......

 


België voor hoelang?
 

"BELGIË VOOR HOE LANG?” is het verhaal van de capitulatie van Bouillon op 3 oktober 1830 door mijn betovergrootvader N.A. de la Haye (1782-1866), de dag voor de uitroeping van de Belgische onafhankelijkheid.

Het verhaal van zijn strijd met de Habsburgers tegen Napoleon, de veldtocht met Napoleon naar Moskou, de nederlagen van Leipzig en Waterloo, de vereniging der Nederlanden, het huwelijk met een dochter van een Aalsters Kamerlid en gewezen burgemeester, de tocht naar de Belgische legertop, de graad van luitenant-generaal. Hoe België ontstond en hoe het zo lang kon duren. Stof voor een succesrijk en spannend geschiedenisboek dat talrijke lovende recensies kreeg (zie hieronder enkele links).

U krijgt een gesigneerd exemplaar portvrij in een kreukvrije omslag na overschrijving van
21 €
op rekening 437-2180071-34 van Guido Naets.

De opbrengst gaat integraal naar het Leuvens Kankerinstituut.
De oplage is bijna uitgeput.
 


Recensies


Recensie door Jef Abbeel, Histoforum, april 2013

België voor hoelang? N.A. de la Haye

Als kind leefde Nicolausj nog even in de Oostenrijkse tijd en tussen 1805 en 1809 diende hij spontaan in het Oostenrijkse leger. Hij was Habsburg genegen en besefte dat het verzet tegen de Franse bezetter, de zgn. Boerenkrijg, geen kans maakte. In 1805 slaagde hij erin om naar Wenen te reizen en zich daar als vaandrig te laten inlijven in het leger. Maar in Austerlitz ondervond hij dat Napoleon sterker was dan Oostenrijk en Rusland. Hij keerde terug naar Luxemburg en trad in 1809 in het Franse leger in. Nadat hij in zijn geboortedorp door de Fransen was opgepakt toen hij opzettelijk in Oostenrijks uniform door de straten paradeerde.
Met dat leger maakte hij ook de tocht naar Moskou mee, maar vanuit zijn bevoorrechte positie als officier, terwijl Joseph / Jef Abbeel, naar wie hier geregeld verwezen wordt, de harde soldatenwerkelijkheid harder aan den lijve ondervond.
De slag bij Waterloo betekende het inde van de Franse tijd en het begin van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Onder Willem I werd hij majoor en bevelhebber van het regiment dat Bouillon moest bewaken.
Toen België veroverd werd door de opstandelingen, moest hij op 3 oktober 1830 zich en zijn fort overgeven, de dag voordat in Brussel de Belgische onafhankelijkheid werd uitgeroepen. In 1839, toen het Oosten van Luxemburg en van Limburg aan Nederland werd afgestaan, koos de la Haye voor de Belgische nationaliteit.
Hij werd militair in het Belgische leger, eerst in Mariembourg, vervolgens in Gent, Brabant en Limburg, tot hij in 1846, op zijn 64°, met pensioen moest gaan.

Na zijn ontslag woonde hij nog 20 jaar in Leuven en stelde hij zich voortdurend de vraag : nu ken ik het Belgisch regime, maar alweer voor hoelang ? Die vraag werd de titel van het boek, hoewel dat niet meteen het onderwerp is.

In tegenstelling met Joseph Abbeel, werden zijn persoonlijke notities helaas niet bewaard.
Guido Naets vond in de rijke familiearchieven, overleveringen en andere historische bronnen en construeerde dan zelf een historisch verhaal, dat hij laat vertellen door zijn betovergrootvader, in de ik-vorm, waardoor die geschiedenis levendiger, maar tegelijk minder authentiek wordt voorgesteld. En ook uitgebreider, want Naets heeft ze aangevuld met zijn eigen rijke kennis van het verleden. Zo krijgen we dus een historisch overzicht van de periode waarin de la Haye leefde.

Het boek is netjes chronologisch geordend en bestaat uit zes delen:
de Luxemburgse jaren, de Oostenrijkse, de Napoleontische, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, de Belgische en de nabeschouwingen (1846-1866).

Het begint dus met de Luxemburgse geschiedenis van de familie de la Haye, vaak juristen of militairen, rijk aan cultuur en aan kinderen, met veel oog voor de hogere kringen en voor het andere geslacht.

We krijgen van Naets meteen een beknopt overzicht van de 15° tot 18° eeuw. Opmerkelijk, maar terecht ziet hij een verband tussen de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 en de Apologie van Willem van Oranje (1580) en het Plakkaat van Verlating (1581)(p.33).
Generaal Carnot, die veel kunstwerken uit onze musea liet weghalen naar Frankrijk en desondanks een straat kreeg in Antwerpen, wordt door Naets een schurk genoemd(35). Hij zorgt dus voor pit.

In 1804 begint het militaire avontuur van de la Haye : hij komt op de Franse lijst van de conscrits. Hij duikt meteen onder bij boeren, ziet Napoleon op 9 oktober 1804 passeren door zijn dorp, vlucht naar Wenen, een reis waar hij een jaar over doet.
Maar het Oostenrijkse leger blijkt niet opgewassen tegen Napoleon: Franz II moet afstand doen van zijn titel van keizer van het Heilig Roomse Rijk en wordt gedegradeerd tot keizer Franz I van Oostenrijk.

In 1807 sluit Napoleon in Tilsit een (voorlopige) vrede met tsaar Alexander I, die perfect Frans spreekt en uiteindelijk een betere strateeg blijkt te zijn dan Napoleon.

In 1809 kiest (de ietwat opportunistische) de la Haye voor het Franse leger. Met zijn regiment trekt hij in mei 1809 Wenen binnen, waar hij, net zoals Beethoven, de begrafenis van Haydn meemaakt. Een verdwaalde kanonskogel van zijn regiment had enkele weken tevoren de woning van Haydn getroffen, hem oorsuizingen bezorgd en uiteindelijk ook zijn overlijden veroorzaakt.

Gedetailleerd vertelt Naets hier over het tweede huwelijk van de 40-jarige Napoleon met de slechts 18-jarige Marie-Louise van Oostenrijk. Het was gearrangeerd door Metternich en Talleyrand, nadat een poging om te trouwen met het 14-jarige zusje van de tsaar mislukt is. Deze Anna Paulowna trouwde later met de Nederlandse kroonprins, die nadien koning Willem II werd.

In mei 1812 houdt Napoleon een blijde intrede in Dresden. Alle Duitse vorsten komen hem eer bewijzen. Tsaar Alexander, inmiddels wantrouwig geworden, wil niet meer weten van een bestand met Napoleon en sluit er één met de Turken.
La Grande Armée, 600 à 700.000 man, van wie 1/3° Fransen, marcheert dan richting Rusland. Napoleon zit daarbij in een chique koets, met slaapruimte, bureau, bibliotheek, stafkaarten. De hoge officieren krijgen het comfort dat overeenkomst met hun rang. De tsaar blijft zich strategisch terugtrekken in zijn onmetelijk land. Voedselgebrek , ziektes en andere ellende putten de troepen uit en reduceren ze tot 1/3°.
De heilige stad Smolensk wordt door de Russen in brand gestoken, de voedselvoorraden ook. Napoleon verzuimt het Russische leger achterna te gaan en een fatale slag toe te dienen. Hij hoopt nog altijd op een vrede met de tsaar. Borodino, op 160 km van Moskou, wordt een bloedbad, voor beide partijen. Naets beschrijft dat bloedbad bombastisch, zoals ook Zamoyski dat doet in zijn groots werd over 1812.
Moskou wordt zonder slag of stoot ingenomen. De uitgehongerde soldaten vinden er geen voedsel, wel overal branden, die pas na enkele weken doven. Koetoezov ontwijkt de confrontatie, wat de aanvallers demoraliseert.
Naets zegt eerst dat de stad leeg is, daarna dat veel Fransgezinde families de Franse officieren ontvangen in hun weelderige residenties. Ineens zijn er voor hen ook toneelstukken, klassieke concerten, heerlijke maaltijden en kunnen de hogere officieren luxueuze zaken kopen.

Half oktober, na vijf weken verblijf in Moskou, valt de eerste sneeuw en begint de smadelijke aftocht.
50.000 Fransgezinde burgers vergezellen de troepen vrijwillig(69). De buit wordt onder weg achtergelaten, als ballast. Mensen en paarden sterven massaal van honger en koude. Napoleon slaat op de vlucht en bereikt Parijs op 18 december 1812. Daar groeit zijn leger weer aan, tot 200.000 man. In mei – augustus wint hij weer veldslagen tegen Pruisen, Rusland en Oostenrijk, maar in oktober 1813 wordt hij verslagen bij Leipzig door de geallieerden, die in maart 1814 Parijs veroveren.

De balans die Naets opmaakt, is heel negatief : honderdduizenden doden, Pruisen en Rusland zijn machtiger geworden, Engeland nog meer, maar dan op economisch vlak.
Napoleon moet naar Elba, maar na honderd dagen keert hij terug naar Parijs. In juni 1815 wordt hij verslagen bij Waterloo en verbannen naar Sint-Helena.

De la Haye wordt in 1816 lid van het Nederlandse leger, waar hij ook Nederlands leert.
Zijn beste herinneringen heeft hij aan de periodieke legeroefeningen in het Ravels kamp (bij Turnhout), waar koning Willem geregeld op bezoek komt. In 1830 trouwt de la Haye in Aalst op zijn bijna 48° met een meisje van 24, de dochter van de gewezen burgemeester van Aalst en zittend lid van de Tweede Kamer van de Statengeneraal

Dan komt het zuiden in opstand tegen Willem. Naets soms een heleboel redenen op, meer dan de la Haye er kon kennen in 1830(107-113). Eén ervan is de grote geldtransfer van het zuiden naar het noorden, waarvan het bedrag pas in 2007 berekend is.
De La Haye moet zich met zijn regiment in Bouillon overgeven aan de opstandelingen en solliciteert vervolgens met succes bij het Belgische leger, zijn vierde werkgever dus.
Nederland probeert, aanvankelijk met succes, het zuiden te heroveren, in de tiendaagse veldtocht van augustus 1831, maar het Franse leger zorgt met 60.000 man voor de ommekeer, zowel in 1831 als in dec. 1832.
Het scheidingsverdrag van Londen dat pas in 1839 door Willem I werd erkend doet de Belgen pijn : ze moeten de oostelijke helft van Limburg en van Luxemburg afgeven. Door de snelle aanleg van spoorwegen, o.a. de IJzeren Rijn, komt België er weer bovenop.

Dat België is officieel eentalig Frans. Naets blijft lang stil staan bij de achteruitstelling van de Vlamingen en verwijst o.m. naar de terechtstelling van Coucke en Goethals, die wellicht toch iets meer Frans kenden dan hij aangeeft. De vraag is ook of de La Haye die eentaligheid ook zo oneerlijk vond en er zich ook zo aan ergerde.

In 1842 promoveert de la Haye tot militair commandant van de provincie Limburg, met Beverlo als kampplaats. Naets laat uitschijnen dat de la Haye de stichter van Leopoldsburg was.
Hij weidt ook lang uit over de ingewikkelde grensverdragen en meer bepaald het ontstaan van het probleem Voeren.

In 1846 wordt de la Haye op pensioen gesteld met de titel van ere-luitenant-generaal en een riant pensioen van 5.000 goudfranken, wat nu 26.761 € per jaar zou zijn. Hij heeft dan zes kinderen over van de zeven, die op zes standplaatsen geboren zijn maar blijft de laatste twintig jaar van zijn leven in Leuven wonen.

In de nabeschouwingen laat Naets zijn betovergrootvader zeggen dat hij niet wil opscheppen met zijn heldendaden, maar dat belet niet dat hij vaak ijdel overkomt. Naets doet hem vragen stellen zoals “Hoe lang zal België nog standhouden?”, “Zijn de Belgen een volk?” en “Is Luxemburg levensvatbaar?”

In zijn eigen slotbeschouwingen zet Naets dat de Vlamingen door het federalisme hun numerieke meerderheid verkwanseld hebben, wat sinds 1970 helaas juist is, en hij denkt ook na over een ordelijk opdelen van het land.
de la Haye mag zijn vraag “België voor hoe lang? “ wel aldus gesteld hebben, maar de vraag “België hoe lang nog?” is wel degelijk van Naets in 2013.

Globaal gezien is dit een vlot en aangenaam geschreven boek. Naets beschikt over een rijke historische kennis.
Maar misschien had hij het boek beter in de hij-vorm geschreven in plaats van in de ik-vorm.
Dat zou minder kunstmatig en soms ook minder zelfgenoegzaam overkomen. Nu zegt de la Haye te vaak dat hij de beste is in sabreren van champagne, jagen op waterwild etc.
Vanuit historisch standpunt is het ook gewaagd om iemand uit de negentiende eeuw een mening te laten zeggen die eerder de onze is dan de zijne of die hij misschien niet had.

Enkele detailopmerkingen: op p.17 spreekt de auteur over de as van Napoleon; dat geeft de indruk dat hij gecremeerd is. Kommandant (29) schrijf je met een c, “en langere arm” moet een langere arm zijn (154), 1906 moet 1806 zijn(197), soms worden woorden door de drukker anders gesplitst dan de auteur ze zelf splitst. En in de titel zou misschien beter staan : Nicolaus de la Haye,1782-1846,van vaandrig tot generaal. Want België bestaat in de eerste 48 jaar van zijn leven nog niet .

De kaarten zijn zeer nuttig : ze volgen heel de levensloop van de la Haye op zijn tochten door Europa en zijn standplaatsen later in België (behalve Beverlo). Dit geldt ook voor het chronologisch overzicht van zijn militaire carrière.


Recensie door Doorstroming, December 2012

We doen het niet vaak, want het is niet onze eerste taak, maar dit keer maken we een uitzondering.

Guido Naets, de bekende Europa-journalist–met–het–legendarische–strikje, heeft zopas de laatste hand gelegd aan een boek over Nikolaus Augustin de la Haye. Deze man had met de legers van Napoleon zowat het halve continent afgedweild – nou ja, voor zover je zoiets over een soldaat kunt zeggen – en vroeg zich bij de Belgische afscheuring van 1830 zoals zovelen af: “België? Voor hoelang?” De lotgevallen van deze man werden door Guido nauwgezet op papier gebracht en gebundeld tot een boeiend verhaal.

Waarom Naets die man zo belangrijk vindt? Hij is niemand minder dat de overgrootvader van zijn moeder. Die band en het gekende enthousiasme dat Guido Naets altijd heeft uitgestraald vormen de garantie voor een dagje aangename literatuur.
 

Recensie door Koenraad Elst, Flanders fields, 14 april 2013

Nikolaus Augustinus De le Haye (1782-1866), de betovergrootvader van gepensioneerd journalist en EU-parlementswoordvoerder Guido Naets, was beroepsmilitair in vier verschillende legers: het Oostenrijkse, het Franse, het Nederlandse en het Belgische. Afkomstig uit een notabele familie in het groothertogdom Luxemburg, overleefde hij de verovering van Wenen door Napoleon, de Russische veldtocht en Waterloo. Daarna begon zijn minder sensationele doch voorspoedige loopbaan in het Nederlandse leger, waarin hij de rang van majoor bereikt had toen hij zich met zijn garnizoen van 300 man in Bouillon aan de Belgische opstandelingen overgaf, daags vóór de Belgische onafhankelijkheid. Met behoud van rang tekende hij dan bij in het nieuwe Belgische leger, dat hem in enkele Vlaamse steden posteerde (en in Roermond, dat tot 1839 bij België hoorde) totdat hij in 1846 op rust ging. Als luitenant-generaal buiten dienst genoot hij van een vorstelijk pensioen tijdens de twintig jaar die hem nog restten.

Bij zijn laatste wisseling van loyauteit zou hij, die al meerdere regimes had zien komen en gaan, zich afgevraagd hebben: “België, hoelang nog?” Zijn levensgeschiedenis is wedersamengesteld door zijn betachterkleinzoon met veelal officiële documenten uit die tijd, niet met een persoonlijk dagboek (wel dagboeken van onmiddellijk betrokkenen, zoals zijn bevelhebber tijdens de Russische veldtocht). Dat heeft als gevolg dat we zijn belevenissen en statuswijzigingen wel kennen en zijn verplaatsingen kunnen volgen, maar dat we zijn subjectieve indrukken en bedoelingen grotendeels slechts kunnen vermoeden.

Het inhoudelijk zeer lezenswaardige voorwoord van Frans-Jos Verdoodt had een iets betere nalezing verdiend, maar voorts beantwoordt het boek van Guido Naets, België, voor hoelang? N.A. De La Haye (1782-1866) van vaandrig tot generaal (uitgeverij iD, 2013), ruimschoots aan zijn doel. Het schetst de lotgevallen van een interessante figuur op een interessante wijze. Zoals we van een oud-journalist mogen verwachten, zijn de schrijfstijl en de verhaallijn zeer vlot, een “bladzijomdraaier” die heel goed een tijdperk tekent en onze vage kennis van de eigen geschiedenis met allerlei treffende bijzonderheden en citaten invult. Juist omdat deze geschiedenis heel grof bekend is en onszelf allemaal aangaat, kost het geen enkele moeite om de gretigheid van de lezer naar meer details op te wekken.

Zo wordt terloops duidelijk dat de taalgrens toen beduidend zuidelijker lag, zoals de naam “Waterloo” nog aangeeft. De boeren moeten er in een Nederlands en geen Frans dialect ondervraagd worden. Allerlei petite histoire passeert de aandacht, bv. dat de latere Leopold I in 1816 de Britse prinses Charlotte afsnoepte van haar verloofde, de voor de Nederlandse eenheid noodlottige oorlogsminister en latere koning Willem II.

Bij de hereniging der Nederlanden citeerde de nieuwe vorst Willem I een manifest van Nederlandse nationalisten: “Bedenk dat van Texel tot aan de Moezel, van Groningen tot Oostende slechts één natie woont.” (p.97) Het herenigde land zou echter ten onder gaan aan enerzijds Franse en Franstalige drijverijen, anderzijds ook reële grieven van het Zuiden tegen het Noorden, zoals de achterstelling van de Zuidelijken bij benoemingen. Vooral de financiële transfers van Zuid (inbegrepen Vlaanderen, dat nooit van transfers geprofiteerd heeft) naar Noord ter delging van de enorme Nederlandse staatsschuld veroorzaakten onvrede. De zedenles van het verhaal is evengoed op België van toepassing: een staat die op transfers gegrondvest is, zal door die transfers vergaan. Een vroeg getuigenis van de Belgische transfers wordt hier trouwens aangehaald: het hekeldicht van Emile Moyson op de inhuldiging van de Congreskolom in 1859: “Adieu Colonne, uw steen en brons / Zijn Fransch tot in hun ornamenten. / Maar toch zit d’r iets in van ons: / Ze zijn betaald met onze centen.”

Nog iets waaruit België de lessen zou moeten trekken is het Verenigd-Nederlandse economische beleid: twee verschillende economieën, in casu het handeldrijvende Noorden en het industriële Zuiden, hadden elk een eigen beleid nodig in plaats van de geboden eenheidsworst. In beide gevallen was/is de nationale leuze tevergeefs: “Eendracht maakt macht”…

Een belangwekkend deel van het verhaal betreft de doorslaggevende rol van het toeval in de splitsing van de Verenigde Nederlanden. De militaire lotgevallen van belachelijk kleine eenheden, de massale deserties (meer om aan het risico van krijgsgeweld te ontsnappen dan uit ideologische beweegredenen), de verkeerde tactische beslissingen van vader en zoon Willem waar de gehaaide Franse agitatoren handig op inspeelden, het tijdelijk verraad van de zoon, de koerswijzigingen van de vader, het samenvallen van de Belgische met de Poolse opstand: verander een detail in deze geschiedenis en België was er nooit gekomen. Of het had heel andere grenzen gekend, bv. met Luxemburg, zonder Bouillon, met Noord-Brabant of zonder Limburg.

De tijdsgeest wordt verduidelijkt, bv. de veel grotere rol van godsdienst blijkt uit de poging van het katholieke Oost-Limburg om deel te worden of te blijven van het eveneens katholieke België. De overwegend orangistische Vlaamse bevolking kon zich om dezelfde reden op de duur met het Belgische feit verzoenen. België had geen eenheidstaal maar wel een eenheidsreligie, die daarom ook door de antiklerikalen geduld werd. De kerkleiding hield het in 1827 gesloten verbond met de liberalen in stand en verhinderde in 1832 zelfs de voorlezing van de encycliek Mirare Vos die de liberale grondwet van België bekritiseerde.

De protagonist vertelt allerlei nuttige weetjes over de Belgische secessie, bv. de terreur tegen de orangisten, waartoe verrassend genoeg ook de Vlaamse hoge adel behoorde. Wie terrorisme veroordeelt, moet ook de stichters van België wraken. De ware naam van het Martelaars- en het Barricadenplein is Sint-Michielsplein resp. Oranjeplein. Zelfs de felste Vlaamse beweger kan er maar van dromen, in Brussel opnieuw een Oranjeplein te mogen hebben.

Het nut van dit boek is vooral dat het de betrekkelijkheid van het Belgische feit doet inzien. Een schertspartij als de Belgische Unie/Union des Belges en zelfs minder extreme vormen van belgicisme verabsoluteren België en zijn koningshuis, alsof het om een nieuwe afgodendienst gaat. Zij houden ons allerlei doemscenario’s voor ingeval dit efemere koninkrijk te gronde gaat. Dit boek maakt echter duidelijk dat de grenzen in dit deel van de wereld al zo vaak veranderd zijn. Er kan dus nog wel een keer bij.

Intussen is het wel mogelijk om De la Haye’s vraag te beantwoorden: ja, België heeft standgehouden. Vele waarnemers van en betrokkenen bij de stichting waren hier niet zeker van. De ervaren Franse diplomaat Charles-Maurice de Talleyrand dacht aan een spoedige splitsing, ruwweg die waar de Vlaamse Beweging aan denkt, met Wallonië (ruim bemeten) als deel van Frankrijk. België heeft het, geholpen door internationale omstandigheden, de strategie van de Saksen-Coburgs en de traagheidswet, echter gewonnen van de Franstalige rattachisten, de orangisten en de flaminganten. Zolang ik de Vlaamse beweging volg, hoor ik regelmatig hoopvolle kreten over het spoedige en “nu wel onvermijdelijke” einde van België. Helaas blijkt dit een fata morgana. Voor de zwakke knuisten en weke hersenen van de Vlamingen is België te taai. Alleen een internationale beweging kan terloops ook het koninkrijk België liquideren.
 

Recensie door De Wereld Morgen, 15 april 2013

Boek 'België voor hoelang? Nikolaus de la Haye, 1782 – 1866'

De Luxemburger Nikolaus Augustin de la Haye (1782-1866) was de overgrootvader van de moeder van de auteur Guido Naets. Als kind leefde hij nog even in de Oostenrijkse tijd en tussen 1805 en 1809 diende hij spontaan in het Oostenrijkse leger. Hij was Habsburg genegen en besefte dat het verzet tegen de Franse bezetter, de zgn. Boerenkrijg, geen kans maakte.

In 1805 slaagde hij erin om naar Wenen te reizen en zich daar als vaandrig te laten inlijven in het leger. Maar in Austerlitz ondervond hij dat Napoleon sterker was dan Oostenrijk en Rusland. Hij keerde terug naar Luxemburg en trad in 1809 in het Franse leger in. Nadat hij in zijn geboortedorp door de Fransen was opgepakt toen hij opzettelijk in Oostenrijks uniform door de straten paradeerde.

Met dat leger maakte hij ook de tocht naar Moskou mee, maar vanuit zijn bevoorrechte positie als officier, terwijl Joseph/Jef Abbeel, naar wie hier geregeld verwezen wordt, de harde soldatenwerkelijkheid harder aan den lijve ondervond. De slag bij Waterloo betekende het inde van de Franse tijd en het begin van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Onder Willem I werd hij majoor en bevelhebber van het regiment dat Bouillon moest bewaken.

Toen België veroverd werd door de opstandelingen, moest hij op 3 oktober 1830 zich en zijn fort overgeven, de dag voordat in Brussel de Belgische onafhankelijkheid werd uitgeroepen. In 1839, toen het Oosten van Luxemburg en van Limburg aan Nederland werd afgestaan, koos de la Haye voor de Belgische nationaliteit.

Hij werd militair in het Belgische leger, eerst in Mariembourg, vervolgens in Gent, Brabant en Limburg, tot hij in 1846, op zijn 64ste, met pensioen moest gaan.

Na zijn ontslag woonde hij nog 20 jaar in Leuven en stelde hij zich voortdurend de vraag: nu ken ik het Belgisch regime, maar alweer voor hoelang? Die vraag werd de titel van het boek, hoewel dat niet meteen het onderwerp is.

In tegenstelling met Joseph Abbeel werden zijn persoonlijke notities helaas niet bewaard.

Guido Naets vond de rijke familiearchieven, overleveringen en andere historische bronnen en construeerde dan zelf een historisch verhaal, dat hij laat vertellen door zijn betovergrootvader, in de ik-vorm, waardoor die geschiedenis levendiger, maar tegelijk minder authentiek wordt voorgesteld.

En ook uitgebreider, want Naets heeft ze aangevuld met zijn eigen rijke kennis van het verleden. Zo krijgen we dus een historisch overzicht van de periode waarin de la Haye leefde.

Het boek is netjes chronologisch geordend en bestaat uit zes delen: de Luxemburgse jaren, de Oostenrijkse, de Napoleontische, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, de Belgische en de nabeschouwingen (1846-1866).

Het begint dus met de Luxemburgse geschiedenis van de familie de la Haye, vaak juristen of militairen, rijk aan cultuur en aan kinderen, met veel oog voor de hogere kringen en voor het andere geslacht.

We krijgen van Naets meteen een beknopt overzicht van de 15de tot 18de eeuw. Opmerkelijk, maar terecht ziet hij een verband tussen de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 en de Apologie van Willem van Oranje (1580) en het Plakkaat van Verlating (1581) (p.33).

Generaal Carnot, die veel kunstwerken uit onze musea liet weghalen naar Frankrijk en desondanks een straat kreeg in Antwerpen, wordt door Naets een schurk genoemd (35). Hij zorgt dus voor pit.

In 1804 begint het militaire avontuur van de la Haye: hij komt op de Franse lijst van de conscrits. Hij duikt meteen onder bij boeren, ziet Napoleon op 9 oktober 1804 passeren door zijn dorp, vlucht naar Wenen, een reis waar hij een jaar over doet.
Maar het Oostenrijkse leger blijkt niet opgewassen tegen Napoleon: Franz II moet afstand doen van zijn titel van keizer van het Heilig Roomse Rijk en wordt gedegradeerd tot keizer Franz I van Oostenrijk.

In 1807 sluit Napoleon in Tilsit een (voorlopige) vrede met tsaar Alexander I, die perfect Frans spreekt en uiteindelijk een betere strateeg blijkt te zijn dan Napoleon.

In 1809 kiest (de ietwat opportunistische) de la Haye voor het Franse leger. Met zijn regiment trekt hij in mei 1809 Wenen binnen, waar hij, net zoals Beethoven, de begrafenis van Haydn meemaakt. Een verdwaalde kanonskogel van zijn regiment had enkele weken tevoren de woning van Haydn getroffen, hem oorsuizingen bezorgd en uiteindelijk ook zijn overlijden veroorzaakt.

Gedetailleerd vertelt Naets over het tweede huwelijk van de 40-jarige Napoleon met de slechts 18-jarige Marie-Louise van Oostenrijk. Het was gearrangeerd door Metternich en Talleyrand, nadat een poging om te trouwen met het 14-jarige zusje van de tsaar mislukt is. Deze Anna Paulowna trouwde later met de Nederlandse kroonprins, die nadien koning Willem II werd.

In mei 1812 houdt Napoleon een blijde intrede in Dresden. Alle Duitse vorsten komen hem eer bewijzen. Tsaar Alexander, inmiddels wantrouwig geworden, wil niet meer weten van een bestand met Napoleon en sluit er één met de Turken.

La Grande Armée, 600 à 700.000 man, van wie 1/3de Fransen, marcheert dan richting Rusland. Napoleon zit daarbij in een chique koets, met slaapruimte, bureau, bibliotheek, stafkaarten. De hoge officieren krijgen het comfort dat overeenkomst met hun rang.

De tsaar blijft zich strategisch terugtrekken in zijn onmetelijk land. Voedselgebrek, ziektes en andere ellende putten de troepen uit en reduceren ze tot 1/3de.

De heilige stad Smolensk wordt door de Russen in brand gestoken, de voedselvoorraden ook. Napoleon verzuimt het Russische leger achterna te gaan en een fatale slag toe te dienen. Hij hoopt nog altijd op een vrede met de tsaar. Borodino, op 160 km van Moskou, wordt een bloedbad, voor beide partijen. Naets beschrijft dat bloedbad bombastisch, zoals ook Zamoyski dat doet in zijn groots werd over 1812.

Moskou wordt zonder slag of stoot ingenomen. De uitgehongerde soldaten vinden er geen voedsel, wel overal branden, die pas na enkele weken doven. Koetoezov ontwijkt de confrontatie, wat de aanvallers demoraliseert.

Naets zegt eerst dat de stad leeg is, daarna dat veel Fransgezinde families de Franse officieren ontvangen in hun weelderige residenties. Ineens zijn er voor hen ook toneelstukken, klassieke concerten, heerlijke maaltijden en kunnen de hogere officieren luxueuze zaken kopen.

Half oktober, na vijf weken verblijf in Moskou, valt de eerste sneeuw en begint de smadelijke aftocht.

50.000 Fransgezinde burgers vergezellen de troepen vrijwillig (69). De buit wordt onder weg achtergelaten, als ballast. Mensen en paarden sterven massaal van honger en koude. Napoleon slaat op de vlucht en bereikt Parijs op 18 december 1812.
Daar groeit zijn leger weer aan, tot 200.000 man. In mei – augustus wint hij weer veldslagen tegen Pruisen, Rusland en Oostenrijk, maar in oktober 1813 wordt hij verslagen bij Leipzig door de geallieerden, die in maart 1814 Parijs veroveren.

De balans die Naets opmaakt, is heel negatief: honderdduizenden doden, Pruisen en Rusland zijn machtiger geworden, Engeland nog meer, maar dan op economisch vlak.

Napoleon moet naar Elba, maar na honderd dagen keert hij terug naar Parijs. In juni 1815 wordt hij verslagen bij Waterloo en verbannen naar Sint-Helena.

De la Haye wordt in 1816 lid van het Nederlandse leger, waar hij ook Nederlands leert.

Zijn beste herinneringen heeft hij aan de periodieke legeroefeningen in het Ravels kamp (bij Turnhout), waar koning Willem geregeld op bezoek komt.

In 1830 trouwt de la Haye in Aalst op zijn bijna 48° met een meisje van 24, de dochter van de gewezen burgemeester van Aalst en zittend lid van de Tweede Kamer van de Statengeneraal.

Dan komt het zuiden in opstand tegen Willem. Naets soms een heleboel redenen op, meer dan de la Haye er kon kennen in 1830(107-113). Eén ervan is de grote geldtransfer van het zuiden naar het noorden, waarvan het bedrag pas in 2007 berekend is.

De La Haye moet zich met zijn regiment in Bouillon overgeven aan de opstandelingen en solliciteert vervolgens met succes bij het Belgische leger, zijn vierde werkgever dus.

Nederland probeert, aanvankelijk met succes, het zuiden te heroveren, in de tiendaagse veldtocht van augustus 1831, maar het Franse leger zorgt met 60.000 man voor de ommekeer, zowel in 1831 als in dec. 1832. Het scheidingsverdrag van Londen dat pas in 1839 door Willem I werd erkend doet de Belgen pijn: ze moeten de oostelijke helft van Limburg en van Luxemburg afgeven.

Door de snelle aanleg van spoorwegen, o.a. de IJzeren Rijn, komt België er weer bovenop.

Dat België is officieel eentalig Frans. Naets blijft lang stil staan bij de achteruitstelling van de Vlamingen en verwijst o.m. naar de terechtstelling van Coucke en Goethals, die wellicht toch iets meer Frans kenden dan hij aangeeft. De vraag is ook of de La Haye die eentaligheid ook zo oneerlijk vond en er zich ook zo aan ergerde.

In 1842 promoveert de la Haye tot militair commandant van de provincie Limburg, met Beverlo als kampplaats. Naets laat uitschijnen dat de la Haye de stichter van Leopoldsburg was. Hij weidt ook lang uit over de ingewikkelde grensverdragen en meer bepaald het ontstaan van het probleem Voeren.

In 1846 wordt de la Haye op pensioen gesteld met de titel van ere-luitenant-generaal en een riant pensioen van 5.000 goudfranken, wat nu 26.761 € per jaar zou zijn. Hij heeft dan zes kinderen over van de zeven, die op zes standplaatsen geboren zijn maar blijft de laatste twintig jaar van zijn leven in Leuven wonen.

In de nabeschouwingen laat Naets zijn betovergrootvader zeggen dat hij niet wil opscheppen met zijn heldendaden, maar dat belet niet dat hij vaak ijdel overkomt. Naets doet hem vragen stellen zoals “Hoe lang zal België nog standhouden?”, “Zijn de Belgen een volk?” en “Is Luxemburg levensvatbaar?”

In zijn eigen slotbeschouwingen zegt Naets dat de Vlamingen door het federalisme hun numerieke meerderheid verkwanseld hebben, wat sinds 1970 helaas juist is, en hij denkt ook na over een ordelijk opdelen van het land.

De la Haye mag zijn vraag “België voor hoelang?" wel aldus gesteld hebben, maar de vraag “België hoe lang nog?” is wel degelijk van Naets in 2013.

Globaal gezien is dit een vlot en aangenaam geschreven boek. Naets beschikt over een rijke historische kennis.
Maar misschien had hij het boek beter in de hij-vorm geschreven in plaats van in de ik-vorm. Dat zou minder kunstmatig en soms ook minder zelfgenoegzaam overkomen. Nu zegt de la Haye te vaak dat hij de beste is in sabreren van champagne, jagen op waterwild, etc.

Vanuit historisch standpunt is het ook gewaagd om iemand uit de negentiende eeuw een mening te laten zeggen die eerder de onze is dan de zijne of die hij misschien niet had.

Enkele detailopmerkingen: op p. 17 spreekt de auteur over de as van Napoleon; dat geeft de indruk dat hij gecremeerd is. Kommandant (29) schrijf je met een c, “en langere arm” moet een langere arm zijn (154), 1906 moet 1806 zijn (197), soms worden woorden door de drukker anders gesplitst dan de auteur ze zelf splitst. En in de titel zou misschien beter staan: Nicolaus de la Haye,1782-1846,van vaandrig tot generaal. Want België bestaat in de eerste 48 jaar van zijn leven nog niet .

De kaarten zijn zeer nuttig: ze volgen heel de levensloop van de la Haye op zijn tochten door Europa en zijn standplaatsen later in België (behalve Beverlo). Dit geldt ook voor het chronologisch overzicht van zijn militaire carrière.