DE WEBSTEK ......
 
		
|  | Colofon Wettelijk Depotnummer: D/2013/12.772/1 ISBN: 978-94914360-31 Nur Code 685,688 Taal : Nederlands Copyright © 2013 Guido Naets ISBN: 978-94914360-31 Bestellen? | 
			Op 3 oktober 1830 capituleerde de bevelvoerder van het fort van 
			Bouillon, majoor N.A. de la Haye met zijn 300-koppig garnizoen in 
			dienst van koning Willem I voor de Belgische opstandelingen.’s 
			Anderendaags, alsof men in Brussel gewacht had op de val van de 
			meest zuidelijk gelegen vesting van het koninkrijk riep het 
			Voorlopig Bewind eenzijdig de onafhankelijkheid van België uit. De 
			teerling van de afscheiding was geworpen maar zoals zo velen in die 
			dagen vroeg de la Haye zich af of het wel verstandig was er de 
			doodstraf voor te riskeren. Zou de afscheiding wel slagen, “België, 
			voor hoelang?”
			
			Afscheidingsbewegingen zijn internationaal zelden populair. De 
			Belgische secessie druiste trouwens pertinent in tegen de akkoorden 
			die de Mogendheden op het Congres van Wenen hadden gesloten. Velen 
			zouden twijfelen of de constructie ging houden, zowel Willem en 
			Leopold zelf als de koning van Pruisen en Talleyrand. België bleef 
			een hachelijke onderneming. Honderd jaar geleden titelde de New York 
			Times al “Belgium may disappear” en een eeuw later stond in dezelfde 
			krant een gelijkaardige titel. Om het België te redden werd vooral 
			de voorbije halve eeuw duchtig aan de structuur van het land 
			gesleuteld. België heeft het nu meer dan 180 jaar kunnen uitzingen 
			maar zijn voortbestaan staat vandaag meer dan ooit ter discussie. Na 
			bijna zes staatshervormingen is het een ingewikkeld kluwen geworden, 
			dat eerder lijkt op een confederatie dan op een federatie, eerder 
			een statenbond dan een bondsstaat. Velen noemen het een “failed 
			state” en er wordt nagedacht over scenario’s voor verdere scheiding, 
			gaande van complete onafhankelijkheid van Vlaanderen en Wallonië tot 
			aansluiting bij Nederland resp. Frankrijk met allerhande 
			tussenoplossingen.
			
			In de geesten is de scheiding al voltrokken. De “Belgitude” wordt 
			krampachtig aangewakkerd en bij sportwedstrijden wordt heftig met de 
			tricolore gezwaaid, althans zolang de overwinning lokt. Er steken 
			echter steeds meer vlaggen uit met Vlaamse leeuwen en Gallische 
			hanen, terwijl men de Europese vlag met 12 sterren dapper doet 
			meewapperen, alsof men gelooft dat Europa het land zal redden. Enkel 
			“Belgicisten” lijken nog te geloven in een gemeenschappelijke 
			toekomst, de meeste Belgen nog amper. Het andere landsdeel is 
			evenzeer buitenland als de buurlanden en de taal van het andere volk 
			even vreemd als andere Europese talen; men spreekt van twee 
			democratieën. En toch komen van heinde en verre grote golven 
			migranten ingestroomd, “graag nieuwe Belgen” genoemd en het 
			stadsbeeld toont aan dat hier een volksverhuizing aan de gang is.
			
			Dat is de paradox van het land dat zich in 1830, aangepord door 
			Frankrijk, na amper zeven weken opstand afscheurde van het Verenigd 
			Koninkrijk der Nederlanden (VKN) dat vijftien jaar voordien in Wenen 
			door de grote Mogendheden was gesticht. De vorming van het VKN en de 
			secessie van België waren etappes in een dramatische reeks 
			gebeurtenissen die twee eeuwen geleden begon met de rampzalige 
			veldtocht van Napoleon tegen Rusland. Daarop volgde in een hels 
			ritme de fatale “Volkerenslag” van Leipzig, het Congres van Wenen, 
			de triomfantelijke terugkeer van Napoleon uit zijn ballingsoord 
			Elba, zijn, de nederlaag van Waterloo en de definitieve val van het 
			Franse keizerrijk. Het VKN was ontstaan uit de ambities van de prins 
			van Oranje die toevallig pasten in de Europese herverkavelingplannen 
			van de Mogendheden. Oranje kreeg vijftien jaar respijt maar na de 
			bloedige secessie legde het nieuwe Koninkrijk zijn lot in handen van 
			de prins van Saksen-Coburg. De Zuidelijke Nederlanden versukkelden 
			dus in één mensenleven van het Habsburgse Rijk via het 
			revolutionaire Frankrijk over het Napoleontische Europa in het 
			Verenigd Koninkrijk der Nederlanden om te belanden in een 
			afgescheurd België.
			
			Nikolaus Augustin de la Haye heeft al deze etappes beleefd. Geboren 
			in 1782 in het Luxemburgse Niederanven waar zijn vader al onder de 
			Habsburgers burgemeester was, sloop hij in volle Franse bezetting 
			het land uit om aan de dienstplicht te ontsnappen en vaandrig te 
			worden in het Habsburgse leger van keizer Franz I. Na vier jaar 
			wisselde hij van kamp en trok met Napoleon als kapitein naar Moskou, 
			overleefde de hel van de Berezina en nadien de eindafrekening van 
			Waterloo. In het Koninkrijk van Willem werd hij uiteindelijk majoor 
			en trouwde hij op middelbare leeftijd met een half zo oude freule, 
			de dochter van Karel de Waepenaert de Termiddelerpen, lid van de 
			Tweede Kamer van de Staten-Generaal, gewezen burgemeester van Aalst, 
			een “orangist”. In Bouillon hield hij in 1830 als de laatste 
			bevelhebber van de zuidelijke fortengordel stand, tot hij zich de 
			dag voor de Belgische onafhankelijkheidsverklaring aan de rebellen 
			overgaf en zich in dienst stelde van het Voorlopig Bewind van België. 
			Blijkbaar koos hij altijd te laat de kant van de overwinnaars.
			
			Toen Leopold in 1839 Oost-Luxemburg en Oost-Limburg aan Willem 
			afstond, zoals acht jaar eerder na de Tiendaagse Veldtocht was 
			bedongen, koos de la Haye niet voor de Luxemburgse maar voor de 
			Belgische nationaliteit. Weer fout gegokt! Zijn nieuwe vaderland was 
			alweer kleiner geworden en afgesneden van de heimat, zijn moederland. 
			Men liet de “nieuwe Belg” wel geleidelijk opklimmen tot de functie 
			van militair bevelhebber van Brabant, nadien van Limburg, waar hij 
			betrokken raakte bij de traumatische splitsing van de provincie. 
			Toen hij in 1846 in Hasselt met pensioen ging kreeg hij de rang van 
			luitenant-generaal en een “gouden handdruk” in de vorm van een 
			jaarrente van 5.000 goudfranken. Twintig jaar later bracht de 
			stafchef van het Belgische leger aan zijn graf in Park-Heverlee 
			hulde aan “een leven, volledig gewijd aan de vervulling van zijn 
			plicht en de belangen van het vaderland”.
			
			Men vindt de la Haye’s van Bretagne tot Québec, van Normandië tot 
			Schotland maar ook in de Lage Landen: Franse politici en schilders, 
			Nederlandse orgelbouwers, zes generaties geweermakers in Maastricht, 
			terechtgestelde bokkenrijders in Zuid-Limburg, de sportwagen van 
			Emile de la Haye, de Vlaamse impressionist Raymond, de Nederlandse 
			historici Albert en Régis, tot en met de Maastrichtse vedettes 
			Robert en Mylène. In Amsterdam kan men logeren in het hotel de la 
			Haye op het Leidseplein of broodjes halen bij de gelijknamige 
			“warmste bakker van Amsterdam” en Hagenaars lopen wel eens binnen in 
			het café de la Haye. Met ’s Gravenhage heeft de familienaam echter 
			niets vandoen; in het Franse taalgebied dragen tientallen gemeenten 
			die naam, want er zijn overal hagen en heggen. De gerenommeerde 
			Maastrichtse geweermakers heetten oorspronkelijk trouwens 
			Vanderhaegen. Aan de Seine-monding staat in Val de la Haye zelfs een 
			zuil op de plaats waar een schip uit Sint Helena aanlegde met de as 
			van Napoleon, de man die een zware stempel drukte op zijn tijd en op 
			het leven van de la Haye.
			
			Nicolas is de overgrootvader van mijn moeder; tussen hem en de 
			auteur liggen ruim twee eeuwen maar slechts drie geslachten:
Dit boek is geen verhaal over opkomst en verval van een geslacht 
			maar schetst een stuk geschiedenis van de Lage Landen, zoals beleefd 
			door iemand uit een zuidoostelijke uithoek ervan. Het is geen 
			dagboek, zoals dat van de sympathieke carabinier Jef Abbeel uit 
			Vrasene die zijn Russische veldtocht en zijn ellendige terugkeer uit 
			Siberië beschreef aan de hand van “campagnezakboekjes”. De 
			zakboekjes van de la Haye en de talloze brieven die hij van het 
			front naar zijn vader stuurde, gingen onderweg of achteraf verloren. 
			Zijn wedervaren wordt hier tot leven gewekt op basis van 
			familiearchieven, brieven en overleveringen. Het resultaat is een 
			“histoire vécue” van een man die na zijn pensionering in de 
			universiteitsstad Leuven twintig jaar de tijd kreeg om alles te 
			reconstrueren.
			
			Dit “overzicht in de achteruitkijkspiegel“ is fataal gekleurd door 
			wat hij achteraf heeft vernomen en bovendien nog eens vertekend door 
			de kijk van zijn nakomeling van anderhalve eeuw later, wat twee keer 
			een dubbele bodem oplevert. Om elk anachronisme te vermijden staan 
			relevante wetenswaardigheden in voetnota’s op het einde van elk 
			tijdvak. In fine formuleren we de politieke nabeschouwingen van de 
			la Haye, die we nadien in een epiloog toetsen aan de feiten.
			
			Er werden voor dit boek meerdere titels overwogen. De vroegste 
			werktitel, “Op zoek naar een vaderland” bleek al te zijn gebruikt 
			door Jef Van de Wiele, de leider van de DeVlag, de Deutsch-Vlämische 
			Arbeitsgemeinschaft die er in 1943 zijn wensdromen in het Derde Rijk 
			verwoordde. “Het verloren vaderland” was de titel van het boek dat 
			het Aalsters Kamerlid Karim Van Overmeire schreef over de teloorgang 
			van het VKN. We dachten ook een tijdje aan “Het verdwenen vaderland”, 
			omdat eerst het Habsburgse veelvolkenrijk verdween, dan het 
			Napoleontische rijk, vervolgens het VKN en nadien ook het België uit 
			de beginjaren. Met “België, voor hoelang?” wordt de vraag 
			weergegeven die de la Haye en anderen voortdurend stelden en die 
			vandaag nog hardnekkiger weerkeert als “België, hoelang nog?”.
			
			Sterrebeek-Zaventem, 5 januari 2013